Verzamel, selecteer en structureer informatie
Eerst verzamel je informatie. Zorg ervoor dat je voldoende informatie hebt. Leef je in jouw lezer in en bedenk welke vragen die nog zou kunnen hebben. Zo zie je ook welke informatie nog ontbreekt.
De 5 W's en 1 H
Gebruik de 5 W's en 1 H om informatie te verzamelen:
- Wie? (Welke mensen of organisaties gaat het om?)
- Wat? (Wat speelt er? Wat wordt er gevraagd?)
- Waar? (Op welke plek gebeurt er iets?)
- Wanneer? (Op welk tijdstip(pen)/moment(en) speelt of speelde dit?)
- Waarom? (Wat is de reden of wat was de aanleiding?)
- Hoe? (Hoe kwam iets of hoe gaan we iets aanpakken?)
Je hoeft niet alle W's of de H te gebruiken. Soms is er bijvoorbeeld geen 'waar' of 'wanneer'. En soms zijn er meerdere W's van 1 smaak. Bijvoorbeeld als er meerdere tijdstippen zijn, heb je meerdere 'wanneers'.
Het idee hierbij is jezelf net zolang bevragen tot je alle zinvolle informatie hebt verzameld voor jouw lezer. En de informatie van de W's en de H gebruik je later om alinea's mee te maken.
Eerlijk over onzekerheden
Soms zijn dingen nog niet duidelijk. Of is er nog geen informatie over. Probeer onzekerheden niet weg te moffelen in moeizame, omcirkelende formuleringen. Dit geeft vaagheid en roept daardoor waarschijnlijk juist vragen op bij de lezer. Wees er eerlijk over wanneer zaken onduidelijk of onzeker zijn.
Selecteer informatie
Je hoeft niet alle informatie te gebruiken die je hebt verzameld. Wees volledig, maar beperk je zo veel mogelijk. Gebruik alleen informatie die zinvol is voor de lezer. Uitgangspunt bij de selectie zijn je kernboodschap en je doel: wat wil je zeggen? En wat wil je dat de lezer ermee doet?
Structureer informatie
Gebruik je informatie om te structureren. Denk aan de heldere opbouw van jouw tekst: het belangrijkste voor de lezer komt eerst. Je gebruikt de antwoorden van de W's en de H om aparte alinea's te maken. En bedenk: hoe dieper het detail of de uitleg, hoe verder het in de tekst komt.